Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de expertisecentra

 

Artikel 114 Vaststelling totaalbedrag voor instelling
1
Eenmaal in de vijf jaar voor 1 oktober stelt Onze minister voor elke instelling een totaalbedrag vast voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor het jaar volgend op dat van de vaststelling.
2
In de beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan worden aangegeven, welk deel van het totaalbedrag bedoeld in dat lid strekt voor:
a
administratie, beheer en bestuur en
b
de materiële instandhouding van watergewenning en bewegingstherapie.
3
In de beschikking, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven, welk deel van het totaalbedrag bedoeld in dat lid strekt voor:
a
de programma's van eisen, bedoeld in artikel 112, eerste lid onder a, b en c, van een schoolgebouw waarvan de gemeente eigenaar is, en
b
een schoolbad waarvan de gemeente eigenaar is.
4
Het totaalbedrag voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor het tweede tot en met het vijfde jaar volgend op het jaar van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het totaalbedrag dat gold voor het aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaar, aan te passen aan de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in laatstgenoemd jaar en het prijsniveau in het jaar waarvoor het totaalbedrag geldt.
5
Indien de miljoenennota, bedoeld in artikel 13 van de Comptabiliteitswet 2001, niet of slechts gedeeltelijk voorziet in prijsbijstelling in de onderscheiden hoofdstukken van de rijksbegroting voor enig jaar, als gevolg waarvan in het voorstel van wet houdende vaststelling van de begroting van de uitgaven en ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) van de rijksbegroting voor dat jaar geen of geen volledige prijsbijstelling kan plaatsvinden in de desbetreffende bedragen van de bekostiging, worden de totaalbedragen, bedoeld in het eerste en vierde lid, in overeenstemming daarmee en in afwijking van die leden aangepast.
6
Indien de vastgestelde rijksbegroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) voor een begrotingsjaar ten aanzien waarvan het vijfde lid toepassing heeft gevonden, afwijkt van het desbetreffende voorstel van wet op het onderdeel van de prijsbijstelling in de in het vijfde lid bedoelde bedragen van de bekostiging, wordt het totaalbedrag, voor dat jaar vastgesteld in overeenstemming met de vastgestelde rijksbegroting.
7
Het vierde tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in het tweede en derde lid bedoelde bedragen.
8
Indien van de overige onderwijssoorten van het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs de rijksbekostiging voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding wordt verminderd, worden de in het eerste tot en met vierde lid vastgestelde bedragen dienovereenkomstig verminderd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •